zondag 20 juli 2008

Gezichtsverlies

Als een vrouw van de wereld loopt zij door Hoog Catharijne.
Haar laarzen klakken lekker hard.

Vlàk voor de pinautomaat stapt ze in een patatje. Later zal ze me voor doen hoe het ging. Het patatje plakt onder haar rechtervoet en vormt een spoor op de tegels terwijl ze naar voren glijdt. Ze wiebelt wat, verliest haar evenwicht en landt lafjes op beide knieën.

Schaamte verhult ze door ergernis en spoedig herstelt ze zich. Niemand aankijkend de neus in de lucht. Femme fatale, daar is ze weer. Met vastberaden passen neemt ze de laatste meters. Alleen de rechter hak klakt niet zo lekker meer, door een restje friet dat hardnekkig blijft kleven.

Later op het perron wacht ze op de trein. Haar eigenaardige val speelt zich keer op keer opnieuw af in haar hoofd. Ze ziet zich van een afstand glijden, giechelt, herbeleeft het wiebelen, voelt haar gegiechel aanzwellen, ziet het patatspoor op de tegels – en lacht uitbundig tot pijn in haar buik. In haar eentje.

‘Echt, je had erbij moeten zijn!’ schatert ze.

zaterdag 19 juli 2008

Paringsdans

Het gebeurde tussen de buien door. Vóór de Albert Heijn stond een studentenmeisje in een rood T-shirt. Onder de voorbijgangers wierf ze abonnees voor NRC Next.

Toen er een studentenjongen langsliep, schudde ze haar haar los.
Ze zette haar grootste Bambi ogen op en pruttelde wat. Het werkte. Het abonnement was verkocht en de jongen ook, dat zag iedereen. Zo gemakkelijk gaat dat dus.

woensdag 9 juli 2008

Hilarisch!

Met dank aan T.

Blogmores waar ik mijn buik van vol heb

Qua inhoud
• Gejubel van huismoeders over de eerste poepluiers, snottebellen en kinderfeestjes van hun kroost.
• Foto’s van katten (behalve deze dan, haha) (en deze) (en deze)
• Zogenaamd intellectueel verantwoorde meningen als ‘humor over minderheidsgroeperingen is leuk, zolang het niet kwetsen om het kwetsen is.’ Of: ‘Als gevolg van globalisering en individualisering, leven we in een maatschappij die aan continue verandering onderhevig is, waarin we steeds minder tijd voor elkaar en onszelf creëren.’ Bla-bla-bla.
• Een overdreven hang naar originaliteit in voorstelrondjes, type ‘ik-ben-Kaat-en-als-midnight-snack-eet-ik-het-liefste-een tosti-kaas/appel/kaneel.' Die ze dan altijd haalt bij kroeg zus en zo in de Jordaan, waar ze op de bakfiets naartoe fietst. Vermoeiend.
• Zogenaamd diepgaande, filosofische wijsheden, als: ‘ergens langs de weg kwam het begrip tot me, dat we geen schapen zijn, maar herders.’ Doe normaal man.

Qua vorm
• ‘(waarover later meer)’. Uitgemolken zinsnede.
• ‘Tsja.’ Na een lange lap tekst en een [Enter]. Onorigineel.
• Smileys in een tekst. Puberaal!
• Het te pas en te onpas woorden doorhalen. Dat weten we nu wel.
• Opsommingsrijtjes. Dodelijk.

Zo. Dat lucht op.

De ondraaglijke lichtheid van het bestaan

(Milan Kundera)

Gisteren keken huisgenoot S. en ik naar Vinger aan de pols, waarin bijzondere mensen aan het woord komen, die een levensbedreigende klap in hun leven hebben moeten incasseren.
Julia Samuel, oud Veronica presentatrice, vertelde openhartig over Grote Thema’s in haar leven. Allerhande zware kost passeerde de revue: van twee keer kanker en het verliezen van hoop en levensvreugde, tot het hervinden hiervan in de strijd tegen malaria, samen met soulmate David, een Brit met maar één arm en één been (ook al zo iemand met een Geschiedenis). Ik was diep onder de indruk, net als huisgenoot S. Vol stille bewondering volgden wij Julia.
Dat dacht ik tenminste, totdat S. de stilte verbrak en zei: ‘Ik vind toch dat donkere haar mooier staan bij haar gezicht.’

donderdag 3 juli 2008

Gangsterquotes

Omdat je niet je hele leven op de vlucht kan zijn voor een muis in je kamer, reisde ik gisteren terug van Groningen naar Utrecht. Situatieschets: studieboek op schoot, alleen in de vierzit links, twee jongens van een jaar of 16 in de vierzit rechts. De conducteur knipte hun kaartjes, één van hen had een dagkaart. Daarna ging hun gesprek ongeveer zo:

- Wat is dat voor kaart jonge
- Die krijg ik elke dag toch je weet. Kan ik overal mee naartoe. Even naar de JJI*, maar daarna ga ik naar Amsterdam jonge.
- Ja? Vet. Ik heb een vet balkon jonge, ga ik straks lekker chillen. Zie ik zo die prikkeldraad weet je, maar ik doe niks! Gewoon chillen zo, vet relaxed.
- Vet jongeh. Mijn zus zit ook in Amsterdam. Ga ik daarna naartoe, zij is vet slim. Zij studeert daar. Vèt mooie (…)
- Chickies zeker
- Nee jonge! Kankermooie school daar zo. Echt groot gebouw enzo.
- O ja, zitten ze zeker ook allemaal op een kamertje daar zo in dat gebouw.
- Nee man, dat is verderop.
- Vet veel junks daar jonge.
- Junks? Hoezo man.
- (…)
- Wat doet ze dan daar op die school man.
- Ze is kankerslim jonge, ze studeert rechten.
- Rechten? Haha wat wil ze worden dan, politieagent of zo.
- Nee man, Jezus jij weet niks jonge! Rèchter wordt ze!
- O haha kan ze ons mooi vrijspreken haha!
- Ja man, echt wel. Ik zit hier niet lang meer jonge echt niet.

Dan komt Assen en stappen ze uit. De jongen zonder zus in Amsterdam kijkt naar mij, glimlacht en zegt zachtjes ‘doei.’ Ik glimlach terug.

*Justitiële jeugdinrichting

Muis houdt huis

Volgens mij waren het boeddhisten, die opnieuw een tempel bouwden omdat de eerst gebouwde inmiddels bevolkt werd door zo’n 75.836 ratten. Deze gedachte probeer ik steevast te onderdrukken op het moment dat ik een val of gif plaats, voor de muis die het waagt mijn kamer te betreden.

De val stel ik zo lang mogelijk uit, in de angst dat alleen de staart ertussen komt en de muis in paniek mijn kamer rond gaat sjezen. Dat kan ik er echt niet bij hebben. En hoewel het gif nog sterker dan een val aan mijn geweten knaagt, voorkomt het de pijnlijke confrontatie met een verstijfde muis onder de klem. Om maar te zwijgen over het beeld van het beest op de schotel van de WC, vlak voor het doorspoelen – de bek half open.

De angst is sterker dan de compassie en het schuldgevoel. Met hartkloppingen lig ik in mijn hoogslaper, wanneer ik ’s ochtends wakker wordt van meedogenloos en hardnekkig geknaag aan het aluminiumfolie waarmee ik tevergeefs de gaten in de muur had geprobeerd te dichten. Met het zweet in mijn bilnaad trek ik de deken zover mogelijk over mij heen, vingers in mijn oren. Niet dat dat ontspant.

Om de muis te laten schrikken gooi ik een VIVA over de rand van mijn bed de kamer door. ‘Dat zal hem leren!’, hoop ik dan. Maar daarna hoor ik het snoertje van de lamp waarlangs hij omhoog de stellingkast inklimt. Toch maar weer onder de dekens – mantra’s in mijn hoofd herhalend ‘muizen zijn schattig, ze doen niets’. Niks helpt.

Het is wonderlijk, hoe ik daarna toch nog in slaap val. Pas tegen een uur of acht word ik weer wakker en in de overtuiging dat muizen nachtdieren zijn, kijk ik stoer over de rand van mijn hoogslaper naar beneden. En daar is hij. Blinde paniek, hartkloppingen en klotsoksels. Brutaal en op zijn gemak zit ie op de verwarming, geen kòrrel van het gif gegeten, nog geen meter bij hem vandaan.

Ik heb gepoetst, gestofzuigd, een apparaat geplaatst (à bloody €32,95) die ultrasone geluidstrillingen uitzendt en daarmee het ongedierte op afstand houdt. Ik houd mijn hart vast.