zondag 21 februari 2010

Pikorde van de yuppen

Eén van de eerste vragen die yuppen elkaar stellen op een housewarming is 'wat doe je?' - waarna het grote vergelijken kan beginnen. Nog full-time student? Zien we door de vingers. Werk je bij Baker & McKenzie? Dan sta je eenzaam aan de top en moet je harder knokken dan je yupgenoten om aardig gevonden te worden. Docenten daarentegen hebben per definitie een streepje voor, want die vinden we altijd sympathiek en maatschappelijke betrokkenheid hebben we hoog in het vaandel.

Promoveren is altijd goed, vier dagen in de week werken wordt getolereerd en benijd (maar wordt wel gezien als ondergrens). Met een functie op HBO niveau doe je het goed als je het een tijdelijke springplank noemt. Vertel er even bij wat je ambities zijn.

Een carrière in het buitenland wordt door de meesten geambieerd - totdat het iemand anders is gelukt. Dan vinden we dat er toch ook wel veel nadelen aan zitten. De expat staat wat dat betreft min of meer naast de fiscalist van McKenzie.

Mocht je werkeloos zijn, dan moet je van goede huize komen - een beetje afhankelijk van de datum van afstuderen. Tot een maand of drie geleden is OK, daarna moet je je verantwoorden. 'Ik heb veel mooie dingen gedaan' en 'ik vind het gewoon heel belangrijk om te reflecteren en te zien wat echt belangrijk is' - daar red je het echt niet mee. Zorg liever dat je gereisd hebt.

Een valkuil voor de werkzoekende (noem jezelf nooit werkeloos!) is daar bovenop het downgraden van de McKenzies en expats, met teksten als 'ik vraag me dan ook af of zij niet veel te hard gaat, met die promotieplek bij Yale - geniet ze er wel van? Of is het alleen maar gaan gaan gáán?' Want het mogen ventileren van dit standpunt is uitsluitend toebedeeld aan de yup die wèl een gemiddelde carrière heeft.

Het devies kortom, luidt: Wil je lekker meekomen op een gemiddelde housewarming, zorg dan dat je carrière maakt met een grote C, maar liever niet groter dan lettergrootte 12.

zaterdag 20 februari 2010

Keerpunt

Ik verveelde me een eind in de rondte. Ververste iedere vijf minuten mijn inbox, peuterde nog eens in mijn neus - zonder resultaat, dus ook daar ontbrak elk greintje voldoening. Mijn kamer was een zooi. Mijn hoofd ook. Teveel vrije tijd. Het leek me heerlijk - ik vind het verschrikkelijk.

Na weer een dag uitslapen, dag 3 op een rij in mijn joggingbroek, geen gemiste oproepen en ongeveer 35 paaseitjes had ik mijn dieptepunt wel bereikt. Ik zette de Black Eyed Peas op mijn iPod en trok met tegenzin mijn hardloopschoenen maar weer eens onder de kast vandaan.

Dat bleek een goede zet.

Wat lekker om weer eens moe te worden, een warm hoofd en mijn hart op volle toeren. De iPod voluit, om de strijd in mijn hoofd ('ik stop zo ik ben moe nee natuurlijk niet je begint net') te overstemmen. Heerlijk. Heer-lijk. Ik liep iets verder dan ik had afgesproken, dus van sjoemelen was geen sprake. Keurig.

Ik kwam thuis en er was post. Een gratis boek in ruil voor een recensie (goeie deal) en informatie over een opleiding die me leuk lijkt. Ik kookte gezond en vegetarisch, reageerde nog even op een parttime vacature om het overschot aan vrije tijd in te vullen. En of het wat wordt maakt niet zo gek veel uit - anders ga ik gewoon weer hardlopen.

vrijdag 19 februari 2010

Verloren

Het was uitstekend materiaal voor het schrijven van een stukje: een pasfoto op de stoeptegels van het busstation op Utrecht Centraal. Ik stond erbij en keek naar het gezicht dat aan mijn voeten lag. Het was een stevige vrouw van middelbare leeftijd. Kort grijs haar, asblond geverfd. Wallen onder de ogen, een grauwe huid - ook asblond, zou je kunnen zeggen. Een doorleefd gezicht. Echt een shag rokende Hennie uit Zuilen. Een stadse oma die cadeautjes koopt voor haar kleinkinderen bij de Action en bij wie de hele buurt komt koffie drinken.

Hennie had natuurlijk in de portemonnee van haar echtgenoot (Henk) gezeten - met wie zij al 40 jaar getrouwd is. Ze kennen elkaar van dansen. Henk kon nog niet wennen aan het nieuwe chipsysteem en moest zijn hele portemonnee overhoop halen – opzoek naar die verdomde chipkaart. Achter hem een flinke rij met ongeduldige mensen. De rest kunnen we invullen. Hij had haar te laat gemist. Misschien had hij zijn lief zien liggen toen hij wegreed met de bus, maar waarschijnlijk niet.

De foto lag aan mijn voeten en ik twijfelde. Moest ik haar oprapen en haar naar een waardiger plek brengen dan hier op de tegels, tussen de peuken en de kauwgom? Ik stond er nog een tijdje, om mij heen werd het druk. En daarom durfde ik het niet. Hennie bleef liggen, heel stil.