woensdag 25 mei 2011

Terwijl Blaudzun de sterren van de hemel speelde

 “Maak liefde:” las ik in letters groter dan ik aan de zijkant van het podium - gevolgd met “Hier en nu”. Ik verzoende mij met mijn ambivalentie bij het lezen van “hier en nu”. De hele automatische riedel die zich onmiddellijk aan mij opdrong; visioenen van Happinez-/ Zonnaturamensen met die typische wereldvreemde schaapachtige glimlach – ik liet alle beelden heel meditatief als wolkjes aan me voorbij trekken. Lekker mild en zen. Ik leek Goddomme zèlf wel zo’n Zonnaturamens!

OK OK maar het andere stuk van die tekst, daar wilde ik even naar terug. Maak liefde. Ik ging na wanneer ik voor de laatste keer seks had gehad en dacht toen nee nee nee hoho wacht eens even, dit is een veel te eenzijdige, simpele voorstelling van wat liefde maken is. Dus ik herstelde mij en vroeg me af hoe ik hier, op deze plek en nu, op dit moment gehoor kon geven aan dit ongevraagde advies.

En toen zag ik opeens de leuke jonge docent van de universiteit. Hij stond alleen, luisterde aandachtig naar de band en rookte een sigaret. Ik volgde ooit een vak bij hem, toen ik eigenlijk al afgestudeerd was, maar nog even verder wilde studeren. Ik herinnerde me hoe misplaatst verheven ik me gevoeld had tussen de nieuwe eerstejaars. Lìchtjaren verder was ik. Ik vond het gênant om door hem met hen over één kam geschoren te worden en deed dan ook mijn best om terloops te laten merken hoe volwassen ik was. Door intellectueel verantwoorde vragen te stellen hoopte ik een bondje met hem te sluiten en me te onderscheiden van de rest. Maar hij behandelde mij net als alle anderen, wat ik ook wel weer heel correct van hem vond.

Goed, dus hem zag ik – en ik dacht: ik kan nu liefde maken door naar hem toe te gaan en te zeggen wat een leuke docent ik hem gevonden had. Of ik zou gewoon kunnen doen alsof ik hem niet kende, zogenaamd toevallig aansturend op een gedeelde studie achtergrond. Maar dat vond ik dan weer geen echte liefde. Nee, ik zou gewoon zeggen waar het op stond. Kwetsbaar zijn. Ik vond je leuk toen ik een vak bij je volgde. En nu ik je weer zie, weet ik weer waarom. Dat zou ik zeggen. En nu ik het bedacht had, vond ik dat ik het ook echt moest doen. Hopsakee, maak liefde. Nu! Ik werd zenuwachtig.

Ik durfde niet. En terwijl ik nog een eindje aarzelde, drukte hij zijn sigaret uit en keerde hij de band zijn rug toe. Baande zich een weg uit het publiek. Wat nu? Opgelucht en teleurgesteld in mijzelf, leek het me dan wel romantisch om hem met mijn blik te blijven volgen tot hij een klein puntje zou worden aan de horizon, maar na enkele tellen was ik hem al kwijt. Opgegaan in de menigte. Te laat.

vrijdag 20 mei 2011

Overstuur

Collega A had een zure mail verstuurd. Haar kaas was nu voor de tweede keer verdwenen uit de koelkast en niemand had gezien waarheen. Collega B had zijn trui in zijn spreekkamer laten liggen, na het weekend was ie spoorloos.

Collega C schakelde een hulplijn in. Ze belde I., de schoonmaakster - voor goede raad. En zo ging het gesprek:

"Hoi I., met collega C, hoe gaat het?"
(...)
"Nee joh, dat weet ik daar bel ik ook niet vo-"
(...)
"Nee joh, ben je gek, dat weten we toch! Het ziet er hier hartstikke schoon uit, nee daar bel ik niet voor hoor. We zijn hartstikke b-"
(...)
"Nee, I. - luister. We zijn hartstikke blij met je. Nee, waar ik voor bèl - ja, dat is ook wel een beetje gek misschien hoor, dat ik jou dit vraag, maar collega B heeft hier laatst zijn trùi laten liggen - en die is hij nu kwijt. En nou vroegen wij ons af, heb jij misschien een idee wa-"
(...)
"Niet. Nee, dat dacht ik ook al hoor, maar ik dacht je weet het niet ik kan het probe-"
(...)
"Jaaaa precies. Nee maar dan weet ik dat. Dat had ik ook wel verwàcht hoor, dat je in dat geval wat van je zou laten ho-"
(...)
"Ja." Diepe nauwelijks hoorbare zucht.
(...)
"Hmhm. Neeee precies. Hee I., en dan nog iets hè. Ja, er gebeuren hier rare mysteries hoor, haha, wij snappen het ook niet - maar we hebben een collega die haar kaas kwijt is. Weet jij misschien toevàllig ook iets van een pakje kaasplakken dat in de koelkast lag? Niet dat ik jou ervan verdenk dat je dat meeneemt hoor!"
(...)
"Neee, I. - maar daar verdenk ik jou allerminst van. Echt."
(...)
"Nee, maar dat weet ik. En begrijp me niet verkeerd, ik weet ook dat jij dat niet zomaar mee zou nemen."
(...)
"Nee, maar I., ik zou het vervelend vinden als je denkt dat ik je daarvan verdenk, want dat doe ik absolúú-"
(...)
"Nee, maar dat wéét ik ook. En echt, ik had ook helemaal niet het idee dat je dat zou doen, hoor - echt niet."
(...)
"Gaat het?"
(...)
"Hee, maar ik verdenk jou ècht nergens van hoor. Niemand hier doet dat. Echt niet, ik hoop dat je dat van me aan wil ne-"
(...)
"Ja. Och, dat meen je niet. Nou, kom zo maar even langs, dan hebben we het er even over."
(...)
"Nee, geeft niet, dat kan wel even."
(...)
"Okeeeee tot zo. Ja. Nee, dat kan echt wel even. Ja. Ja. Ja. Okeee. Ja. Joe! Ja! Tot zoo! Jooeee."

En toen, met rode wangen en grote ogen tegen ons: "Ik denk ècht niet dat zij die káás heeft meegenomen hoor! I. is heel lief. Maar volgens mij werd het haar wat teveel. De kat is overleden, ze komt zo even langs."

Een paar minuten later kwam I. Collega C ontving haar verontschuldigend en zei "nou kom, loop even mee" en met de hand op haar schouder leidde ze I. naar haar spreekkamer - die lieverd.

zaterdag 7 mei 2011

Tuinkabouter

En iedere keer als ik vastliep in een gesprek over het omgaan met angsten en problemen, keek ik even naar buiten en stelde ik scherp op de overkant van de straat. Ik zag dan de balkons van geel-oranje nieuwbouw. Met dit soort zonnen aan de muur en rond geknipte hibiscus boompjes.

Het balkon recht tegenover - op ooghoogte,  heeft een tuinkabouter. Die relativeerde wel lekker, vond ik. Er was een leven buiten mijn spreekkamer, van koffie drinken en de Libelle/ Margriet met de buurvrouw uitwisselen. Wat ik ook zou zeggen in pogingen tot verlichting, de wereld zou wel door draaien. Als ik een eindje verder naar boven en dan naar rechts keek, zag ik Tweety op strandlaken formaat met zuignappen aan een raam geplakt. Deze mensen zouden gewoon maar leven en er het beste van maken, dacht ik - daar in Almere. Een visje halen op de markt en op TV naar 'Help, mijn man is klusser' kijken.

Het lijkt zo. Het lijkt allemaal wel snor te zitten. Met die wanstaltige smaak en de kleinburgerlijke kneuterigheid ervan. Maar toen ik laatst in een verloren moment even voor mijn raam stond en naar buiten keek, zag ik onze lieve schoonmaakster bij de flat naar binnen gaan. Het trof me, want ik realiseerde me dat ik me er weer in getuind was. Hier woonden geen gemiddelde mensen zonder pijn. Die bestaan niet.

Sindsdien zie ik de schoonheid van de tuinkabouter.