woensdag 27 november 2013

Het Canto Ostinato in het Delamar, en de flarden die voorbij kwamen

Beelden uit de Nieuwe Wildernis: het zwarte paardje dat dood vroor en het hert dat een rustig plekje zocht om te sterven. Ruisend riet. Een fragment uit een interview met Esther Gerritsen dat ik ooit las, waarin ze zei dat uiteindelijk iedereen maar wat aanlummelt - en laat je niets anders wijsmaken. Dat onbeholpene in alle gedaantes, en hoe de muziek eindeloos en onvoorwaardelijk vergeeft, al bij voorbaat.

Ik huilde nog een schilletje liefdesverdriet weg en spoelde daarmee schoon, in overgave. Ik dacht aan vrouwen die bevielen, aan oude mensen die zoete herinneringen aan hun jeugdigheid koesterden. Ik dacht aan alle mensen die ik lief had en ik voelde dankbaarheid voor alle generaties leven boven mij, zonder wie ik hier niet was.

Ik zag mijn overleden poes die ik kreeg toen ik 5 werd, en hoe ze in onze keuken in een doos lag, 4 kittens te voeden. En ik dacht aan de vrouw die tijdens een bergwandeling door een ongeluk, in één klap haar hele gezin verloor - en dat ze daarna hopeloos kwaad kon worden, omdat ze zelf de vuilnis buiten moest zetten.

Tussendoor kwam steeds het ruisende riet terug, afgewisseld met beelden die ik zelf ook niet echt begreep. Kronkels en kleuren.

De laatste noot kwam abrubt, gevolgd door een uitgestrekte roerloze stilte. Daarna werd het licht weer zacht en ontspannen. Luid applaus. Ik zuchtte eens diep en veegde mijn wangen droog.