donderdag 18 december 2008

Grote mensen (voor Neeltje)

Ik ben dus begonnen met mijn afstudeerstage. Net als de rest van Nederland, heb ik opeens een vijfdaagse werkweek. Drie dagen stage, één dag thuiszorg, één dag scriptie. Het valt me zwaar, mensen. Ik weet dat het een tijdelijke illusie was, die studententijd. En ik was ook wel toe aan het echte leven. Maar toch. Ik mis het shoppen in een lege Hennes op een dinsdagochtend. Of ’s middags Oprah op de bank onder een dekentje.

Aan de andere kant voel ik mij vrouw van de wereld. Net als de grote mensen met carrières, sluit ik om kwart over 5 (carrières met een kleine c dus) aan achter eindeloze kassarijen. Het is de supermarktspits, die ik tot voor kort gewiekst wist te omzeilen. Net als zij heb ik tijdens deze donkere dagen geen energie meer om aan het eind van de dag te koken en leg ik mijn Excellent pizza (want ik doe alsof, met geld speelt geen rol) achter die van hen.

En toch, wat ik al zei – het valt me zwaar. Het zijn niet alleen de lange dagen, het gebrek aan koken en spielerei overdag. Het is ook een nieuwe ontgroening. Zoals je in groep 8 de koning te rijk bent en in de brugklas weer kleuter – zo is de Universiteit langzaam een icoon geworden van onvervalste nostalgie, terwijl ik op mijn stage aan het begin van een ontgroening sta.

Dinsdagavond had ik een diner met collega’s, bij één van hen thuis. Een grotemensenhuis met volwassen minimalistische kunst aan de muren, klassieke muziek op de achtergrond. Hoge plafonds, een houten vloer, een vleugel en een openhaard. Metallic taupe op de muren, bedacht door een bevriende architect.

Gesprekken aan tafel gingen over de psychiatrie van 20 jaar geleden en over Damien Hirsts' For the love of God. Iedereen had een mening. Er was afgelopen zondag ook flink cultuur gesnoven trouwens, tijdens de culturele zondag. Eén collega was niet geweest, maar zij begeleidt zondags altijd haar vioolspelende buurmeisje op de vleugel. Kortom: gelegitimeerd. Eén collega bleek van adel, maar daar werd verder niet over gepraat, want kommophee – we zijn volwassen.

Ik luisterde en keek en vroeg mij af of ik over twintig jaar met eenzelfde vanzelfsprekendheid in zo’n huis zou wonen, op dezelfde manier zo deskundig begaan zou zijn met mijn vak en of mijn liefde voor kunst en klassieke muziek zich nog zou ontwikkelen.

Ik was blij dat het morgen woensdag was en ik weer even terug kon fietsen naar mijn vertrouwde faculteit. Het schiet al aardig op met de scriptie.