zaterdag 26 januari 2008

Thuiszorgperikelen

Bij gebrek aan studielast, geld en vooralsnog de bijbaan op niveau, werk ik minstens twee dagdelen per week in de thuiszorg. Deze week waren het er vier. Twee op donderdag en gisteren twee.

Deze vier diensten achter elkaar stelden mij in staat een patroon te ontdekken in het gedrag van oude hulpbehoevenden. Ik wist het al langer, maar had het verdrongen: Zij maken zich (zónder uitzondering!) schuldig aan het uitsmeren van poep over het toilet (boven- en onderkant bril, de pot) én daarbuiten (tegels, deurklinken).

Maar wat misschien nog wel erger is dan die poep, is dat geklép. Dat oeverloze gewauwel. Die eeeindeloze monologen over triviale kwesties, om zo jouw uren bij hen thuis te rekken. Vooral de dames hebben hier een handje van. Ook al is ál het werk gedaan, de thee op, de jas al aan en de tot-ziens-hand geschud - tijdens deze verbale overkill is het nadrukkelijk niet de bedoeling is dat je veel terugzegt (laat staan onderbreekt), maar hen het genot van het mondelinge éénrichtingsverkeer gunt. Maakt niet uit als ze zes keer hetzelfde zeggen. Dóórgaan zullen ze! Voorbeeld:

‘Ik heb de theekopjes maar vast afgewassen, want ik dacht straks heb je niet genoeg tijd om dat nog te doen als je terug bent van boodschappen doen.’ – zegt oma als ik terugkom van het boodschappen doen.
‘O wat fijn zeg, bedankt! Ik had het niet erg gevonden om te doen hoor.’
‘Neee, maar ik dacht daar heb je misschien geen tijd meer voor als je straks terug bent van boodschappen doen.’
‘Hmhm. Nou, wat lief van u.’
‘Ja, ik dacht, ik vind het zo vervelend als je dat nog moet doen als je terug bent en het is je tijd al. Ik dacht, dan was ik die kopjes wel even af.
‘…’
‘Nee, dat zou ik vervelend vinden, ik dacht, laat ik ze maar even afwassen.’
'...'

Terwijl ik de boodschappen opruim (na vieren hè, mind you¬ – hart voor de zaak!), belt Corrie (of Jannie of Nel) – en dus grijpt mevrouw De Vries (gefingeerd natuurlijk) weer haar kans om te kletsen en te blijven kletsen:

‘O dag Corrie, goed, ik heb de hulp. Hoe is het met je zus gegaan?’
(….)
‘Jaja. Oja. Ja ik zeg al tegen dr, ik zeg je moet dat donkere brood niet nemen, ze zegt ja anders kan ik niet poepen, ik zeg daar heb je toch een pilletje voor?’
(….)
‘Jaaaaaa ja, is ook moeilijk. Maar daarom zeg ik – ze moet dat donkere brood niet nemen. Ik doe het ook niet meer hoor! Ik heb tegenwoordig enkel dat lichte nog, van de Lidl.’
(….)
‘Zeg Corrie mn hulp moet er zo weer vandoor, want het is zo haar tijd hoor. Ja ze was net boodschappen doen, dus ik zeg net tegen dr, ik zeg ik heb de theekopjes maar vast afgewassen, anders moet ze dat in haar eigen tijd nog doen, dat zou ik vervelend vinden hoor, dus ik denk dat doe ik maar vast even.’
(….)
‘Ja. Jij ook, daaag.’

Daaag mevrouw! Tot de volgende keer!

Geen opmerkingen: