Ik ging naar een trieste film, over moord en dood, rouw,
verlies en onbegrensd verdriet. Aanradertje hoor. Achter mij hoorde ik een
jongen huilen bij de uitvaart van de achtjarige zoon – tien jaar na zijn
sterven, toen hij eindelijk gevonden was. Door hem huilde ik zelf ook een
beetje.
Op andere momenten dacht ik dingen die ik zelf een beetje
raar vond. Ik zag de vader in zijn prachtige blootje op zijn buik in een kustlijn liggen.
Zijn gezicht in het natte zand, alsof hij was aangespoeld. Golven bedekten hem
en trokken zich weer terug, namen hem mee, rolden hem om. Als ware hij een
lappenpop, zo lag hij daar. Ik was er jaloers op, want het leek me een heerlijk
gevoel – maar wie doet zoiets nou? En wanneer kán het? Het leek me dat je
daarvoor helemaal alleen moest zijn en ten minste een kind moest begraven: compleet verloren en niks meer te
verliezen.
Ik dacht dat anders de overgave onmogelijk was en de zee
niet zo troostend. Je zou je steeds bewust zijn van jezelf, daar met je kop in
het zand – en denken van: hier lig ik dan – ik zie niks, zout water is smerig –
is dit het nou? Ademnood, hevig hoestend opspringen en beschaamd om je heen kijken
of niemand je gezien heeft.
De film liep af met een schitterend, duister concert met
geile, trage zware bassen, waarop de moeder zich volledig mee liet voeren, in een menigte van mensen rond de leeftijd van haar zoon – had die
nog geleefd. Nog zoiets dat mij ingewikkeld leek en waar ik jaloers op was:
extatisch dansen in een menigte, onbevreesd en zonder schroom.
Toen zachtjes het gedempte licht weer aanging en ik mijn jas
aantrok, keek ik even achterom. Ik liep een eindje op met de jongen die gehuild
had. ‘Iedereen heeft verdriet’ glimlachte hij. Ik vond dat mooi. Het was waar
en troostend. Daarna deelde hij haast gretig openhartig over zijn ex, die een miskraam
had gehad. Hij herkende in de film de verschillende manieren waarop mannen en
vrouwen rouwen. Ik wist niet goed wat ik moest zeggen, dus ik zei dat ik niet
goed wist wat ik moest zeggen. Na een korte aai over zijn bovenarm, waarmee ik
iets bemoedigends wilde uitdrukken, liep hij naar het station en ik naar huis.
Later herinnerde ik me hoe ik aan het begin van dit jaar, toen het in Nieuw-Zeeland zomer was, in mijn blootje in een rivier had gezeten. Met mijn ogen dicht tegen de zon in, had ik geluisterd naar vogels en het koele water om mij heen gevoeld. Ik was niet alleen geweest en had geen kind verloren. Het was zalig.
Later herinnerde ik me hoe ik aan het begin van dit jaar, toen het in Nieuw-Zeeland zomer was, in mijn blootje in een rivier had gezeten. Met mijn ogen dicht tegen de zon in, had ik geluisterd naar vogels en het koele water om mij heen gevoeld. Ik was niet alleen geweest en had geen kind verloren. Het was zalig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten