woensdag 10 juni 2015

Terug van weg

Toen om kwart voor zes de wekker ging en ik nog in dezelfde minuut mijn blote voeten op de koude laminaatvloer zette, was ik trots. Een nieuwe dag, en the end of an era. Mijn vijf maanden onbetaald verlof zaten erop, en ik was er klaar voor. Verzadigd, meer dan tot rust gekomen, prachtige ervaringen en nieuwe inzichten rijker. Opgeladen en vol energie stond ik weer paraat om Onze Maatschappij te dienen. Ik zorgde goed voor mezelf, zette thee en mediteerde een half uurtje. Ik maakte havermout met rijstmelk en banaan en toen ik het op had, was er genoeg tijd om zonder haast af te wassen en naar het station te fietsen. De ochtendspits doorstond ik met verve.

Ik was ontzettend benieuwd hoe ik als geëvolueerde versie van wie ik was vóór mijn reces, mijn werk zou ervaren. Ik had me ingesteld op een ontspannen, milde, open en onwrikbare gemoedstoestand, vrij van menselijke frustraties en immuun voor werkdruk en klaagcultuur. Ik zou het licht naar binnen brengen, mijn collega’s zouden mij als een baken van rust ervaren en zich eraan laven. ‘Hoe dóet ze dat toch?’ zouden ze zich in stilte, met een zweempje jaloezie afvragen, terwijl ik vol compassie tijdens de lunch mijn van tevoren bereidde verse salade in alle rust en met vaak genoeg kauwen zou opeten.

Ik kletterde weer eens keihard door de mand natuurlijk, al vóórdat ik kantoor bereikt had.

Godverdomme, lóóp ik hier weer – dacht ik, terwijl liep ik het overdekte winkelcentrum in Almere passeerde. Ik dwong mezelf schoonheid te vinden te midden van alle beton, parkeergarages, de stinkende nagelstudio en de snackbar om de hoek. Ik klampte me vast aan de recht aangelegde schriele boompjes langs de weg, die ‘evengoed natuur’ waren. Maar toen ik de voordeur van ons kantoorpand open deed (een pand dat behalve ons geen huurders meer heeft, en waar soms dezelfde dakloze zich een tijdje roerloos schuilhoudt), kon ik niet meer. De levensgrote poster waarop stond ‘eindelijk een plek waar je echt gehoord wordt’ deed het hem. Kutposter. Alsof dát werkelijk de dragende visie achter deze organisatie was. My ass. Budget binnenhalen, het hoofd boven water houden en de concurrentiepositie bezweren – dát is waar we hier aan bijdroegen, en rap een beetje. We luisteren tot het geld op is.

De goedkope en versleten vloerbedekking van de trap dempte mijn passen omhoog. Afbladderde verf op de trapleuning. Een aan het systeemplafond hangende TL lamp, onlogisch in een hoekje. Vergeelde affiches, piepende deuren, een wachtkamer met bij elkaar geraapte meubels, jaren ’80 ‘moderne kunst’ aan de muur en Autoweek uit 2004.

Ontmoedigd en teleurgesteld in mezelf (want ik had verwacht dat ik hier doorheen zou kijken en dit zou overstijgen) stapte ik naar binnen. Lieve collega’s, welkom terug, hoe is het, fijn dat je er weer bent. Iedereen hartelijk, en hard aan het werk. Ik ook. Geroutineerd startte ik mijn PC op: ik wist al mijn wachtwoorden nog. Ik opende mijn agenda, die door het secretariaat al zorgvuldig en vertrouwd volgeplemd voor mij klaarstond. Ik was benieuwd naar de verhalen achter de namen op mijn scherm. Waar hadden deze mensen last van? Met wat voor gevoel liepen zij straks dezelfde trap op? Zou de poster hen goed doen? Ik dacht van niet.

De dag verliep zoals ik hem als mijn broekzak kende. Typen, tekst nalezen, nadenken, hup afronden, inlezen, volgende cliënt. De versnelde pas waarmee ik naar de printer liep en weer terug, grapjes en praatjes met gewaardeerde collega’s – maar altijd met halve aandacht en een half oog op de klok of de PC. Te weinig inleestijd, en tegen mijn principes in vijf minuten te laat mijn cliënt ophalen. Uit zelfbehoud om vijf uur snel naar huis, de trein halen en alles weer loslaten. Neerploffen in de sprinter en in slaap vallen. Geduld opbrengen in de rij naar de opengeschoven treindeuren op Utrecht Centraal.

’s Avonds had ik voor het eerst sinds tijden zin in snacken (nou ok dat heb ik wel vaker), bankhangen en TV kijken. Toen ik, veel te laat en zonder dat ik die dag mijn buikspieroefeningen gedaan had in bed lag, keek ik nog eens naar de foto’s van Nieuw Zeeland in mijn telefoon. Ik herbeleefde de schone luchten, de tochten in mijn eentje, de uitgestrekte meren en bergen, de talloze zeehonden, de zee, de frisse duiken. De watervallen en rivieren, de ongerepte fjorden, de koeien op de weg, de wind in mijn haren, de vogels, het regenwoud, de ruimte en de vrijheid. Ik was het er heel erg mee eens dat ik heel erg huilde.

Geen opmerkingen: