donderdag 2 oktober 2008

Manager van de schoonmaak

In het verzorgingstehuis bij mij in de buurt, maakte ik vanmorgen de toiletten schoon. Het stonk en het was stom, ik was moe en chagrijnig, baalde van deze suffe bijbaan. Sjaan was buiten roken, dus nou was het ook nog saai. En dan kreeg ik óók nog eens die stomme dweil niet goed om de onderkant heen gevouwen. (Dit is belangrijk voor het verhaal. Zo zag de dweil er ongeveer uit:)














En toen gebeurde het. Een klein, kalend mannetje in een belachelijk pak dat bij zijn schouders veel te ruim zat, stond op een meter of twee bij mij vandaan. Hij aanschouwde mij, zei niets. Ik keek op en probeerde de situatie in te schatten. Hij was te jong om een bewoner te zijn. ‘Goedemorgen meneer’- zei ik beleefd. ‘Staat u te wachten? Kan ik iets voor u doen?’ Toen zei hij dit:

‘Hoe ga je nou zo die dweil gebruiken?’ En daarmee had hij het bij mij gelijk verprutst.
Ik zei ‘dat weet ik ook nog niet precies, maar ik red me wel hoor.’
‘Zal ik even voordoen hoe dat moet?’ – zei het mannetje. (‘NEE, EI! DONDER OP!’ Dacht ik.)
‘Nou nee hoor, dat hoeft niet.’ – en voor dat ik het wist greep hij de stok. ‘Kijk’ zei hij ‘dit materiaal is ervoor gemaakt dat je niet hoeft te bukken om het kunststof oppervlak moeiteloos in de dweil te schuiven.’ Even verbaasde ik mij over zijn lichtelijk pretentieuze woordkeus, maar ik realiseerde mij dat dit volstrekt in lijn was met de keuze van zijn pak.

Ik stond erbij en keek ernaar. Het duurde ongeveer 7 minuten voor hij besloot niet vol te kunnen houden dat het kunststof oppervlak moeiteloos in de dweil schoof. Dit werd bijna grappig. Waar bleef Sjaan? ‘Ja. Ik zie het al’ – oordeelde hij professioneel. ‘Dit zijn van die oude mops, dan heb je dat hè’ en met rechte rug zakte hij door zijn knieën om met de hand de dweil om het kunststof oppervlak te vouwen. Ik zuchtte diep en wenste dat ik kauwgom had om heel verveeld een hele grote bel mee te blazen.

Hij kwam weer overeind, gaf mij de dweil terug en klopte zijn handen af. ‘Zo, jongedame. Alsjeblieft!’ Koppigheidshalve ging het mij te ver hem te bedanken en ik mompelde iets van ‘ja okee.’ Bij wijze van duidelijke communicatie keerde ik hem demonstratief de rug toe, maar het mannetje had een plaat voor zijn kop en vervolgde waar hij mee bezig was. Hij vroeg:

‘Maar hoe gaan wij nu die dweil gebruíken?’ Toen was ik het zat.
‘Nou meneer, ik red me wel hoor. Ik kom hier na vandaag waarschijnlijk niet meer terug en als u het niet erg vind ga ik nu gewoon een eindje dweilen.’
‘Ja, nou, hoe doe je dat dan?’ probeerde hij mij uit te dagen, ‘maak je eerst je dweil nat? En hou je er rekening mee dat het aluminium plaatje bovenop het kunststof aan de rèchter kant zit en niet links zodat het plastic tuutje waar het water uitkomt naar je toe wijst en niet van je af?’
‘Ja. Dat zal ik doen’ antwoordde ik laf om er vanaf te zijn, terwijl mijn hersenen ongewild op volle toeren draaiden - want waarom was het dan belangrijk dat het tuutje naar mij toewees? Gelukkig kon ik mij bedwingen en vroeg ik het niet. De man legde het mij ook niet verder uit en tot mijn opluchting verdween hij zonder gedag te zeggen de hoek om.

Natuurlijk kwam ik hem daarna nog zes keer tegen. Ik zag hoe hij Sjaan – zonder introductie of inleidend praatje - vroeg een stukje gang voor hem te dweilen. Sjaan leek verbaasd, maar was kennelijk wel geïmponeerd door het pak en deed gelaten wat hij haar vroeg. ‘Waarom doe je dat nou zo?’ vroeg hij en zette ondertussen haar rug recht. Vervolgens deed hij zelf een stukje voor, terwijl hij weer die rare vaktaal sprak – over microvezelzwabbers het doorbreken van het spanningsoppervlak. Het was net Jiskefet. Het was inmiddels bijna tijd en ik wilde Sjaan gedag zeggen. Ik kwam erbij staan toen het mannetje ons beiden een schoonmaakdoekje in onze handen duwde. ‘Hoe vouw je die nou op?’ vroeg hij. Ik rolde met mijn ogen, maar Sjaan hield goede moed, gaf mij een knipoog en riep ‘doet mij maar na wijffie!’ Wij vouwden het doekje dubbel en in drieën. Het mannetje was tevreden en bevestigde dat dit efficiency wise inderdaad de beste manier was.

Toen ik later door de schuifdeur naar buiten liep en ondertussen mijn telefoon checkte, zag ik hem vanuit mijn ooghoek wijdbeens een sigaret roken, ondertussen interessant telefonerend. Ik deed net alsof ik hem niet zag en zei hem geen gedag – wat een ongelofelijke lul.

3 opmerkingen:

Ben zei

Dat mannetje is aardig geswifferd...

Python zei

Zoals je al schrijft, lijkt het een scène uit Jiskefet. Absoluut geen dweil van een vent, maar wat was hij dan wel?

Anouk zei

Hihi wat geniaal geschreven! Ik vraag me af wat voor levensdoel die man heeft.